Iedereen die ooit ’s nachts heeft moeten werken weet hoe zwaar dat kan zijn. Je hele
ritme staat op zijn kop en je moet een heel nieuw schema zoeken. Overdag slapen, ’s
nachts werken. Je hele biologische ritme is daardoor in de war. Misschien lijkt het alsof je
nergens meer tijd voor hebt en zie je door de bomen het bos niet meer. Werk jij
nachtdiensten en ben je op zoek naar tips over hoe je dat het beste doet? Je leest ze hier.
1. Voldoende slapen vóór je dienst
Logischerwijs is dit een erg belangrijke stap. Het klinkt echter makkelijker dan dat het soms is. Omdat je lichaam weet dat je ’s nachts moet slapen, kan het lastig zijn om overdag in slaap te vallen. Slaap daarom in een donkere omgeving zodat je lichaam niet doorheeft dat het eigenlijk overdag is. Probeer eventueel een bodykussen of zwangerschapskussen. Met zo’n kussen lig je automatisch in een goede houding waardoor je een stuk prettiger slaapt. Neem als het nodig is voor de dienst nog een dutje.
2. Vermijd cafeïne
Het kan verleidelijk zijn om voor- en tijdens je dienst een kop koffie te drinken, maar dit kun je het beste vermijden. Als je dit zo veel mogelijk uit de weg gaat slaap je na de dienst een stuk beter, aangezien cafeïne lang in je lichaam blijft. Ook energiedrankjes zijn dus niet verstandig. Daarnaast geldt dit ook voor alcohol. Door alcohol slaap je wellicht beter in, maar je wordt ook vroeg weer wakker. Wanneer je nachtdiensten draait is dat dus niet verstandig.
3. Prettige werkplek
Het is fijn als je werkplek goed verlicht is, zodat je de illusie krijgt dat het overdag is. Zet dus veel licht aan. Daarnaast zorgen monotone geluiden ervoor dat je sneller vermoeid raakt. Luister wanneer mogelijk naar de radio of naar muziek, dit houdt je langer wakker. Praat ook met collega’s of patiënten/klanten als je hier de mogelijkheid voor hebt.
4. Creëer een ritme
Wanneer je net begint met je nachtdiensten ga je merken dat het heel erg wennen is. De enige manier waarop je snel went aan je nieuwe schema is door elke dag op dezelfde tijd te gaan slapen en weer op te staan. Zo kan je lichaam gewend raken aan de tijden die je maakt. Slaap voldoende, zo’n zes tot acht uur. Merk je dat je meer dan dat nodig hebt? Neem die rust dan ook echt.